Overslaan en naar de inhoud gaan
© Frederik Beyens

Een monumentaal gebouw

De geschiedenis van het Vleeshuis gaat vijfhonderd jaar terug – tot diep in de middeleeuwen. Tot na de Franse revolutie hadden de Antwerpse vleeshouwers, de oudste gilde van de stad, er hun basis. Behalve als gildehuis gebruikten ze het monumentale gebouw ook als verkoopshal voor vlees.

Van de overblijvende vleeshuizen in de lage landen springt dit monumentale Antwerpse gebouw het meest in het oog. Het werd gebouwd in 1501, bij de start van de Antwerpse Gouden Eeuw, in opdracht van de gilde der beenhouwers.

1250: tweede vleeshuis vervangt het eerste

Het huidige vleeshuis verving er een uit 1250, dat op zijn beurt in de plaats kwam van een nog eerder gebouw. Dat vleeshuis uit 1250 werd gebouwd in opdracht van de hertog van Brabant en op kosten van de stad. Het deed waarschijnlijk dienst als slachthuis en verkoopshal en moest de vleeshandel controleren.

16de eeuw: bouw huidige vleeshuis

Aan het begin van de 16de eeuw geeft de hertog toestemming voor de bouw van een nieuw vleeshuis. Het wordt volledig betaald door de vleeshouwers zelf en is twee keer groter dan het vorige. Het is zowel verkoopshal als gildehuis – achteraan de gelijkvloerse hal bevindt zich dan ook de gildekapel.

1841: opsplitsing vleeshuis

In 1796 schaffen de Fransen de gilden af en drie jaar later wordt het vleeshuis verkocht. De vleeshouwers kopen het zelf weer aan, waarna ze hun activiteiten nog even – op beperkte schaal - hervatten. Het grootste deel van het gebouw wordt door hen verhuurd en later, in 1841, wordt het verkocht aan een wijnhandelaar. Omdat die het gebouw niet volledig nodig heeft, splitst hij het op: de gelijkvloerse en bovenste verdiepingen worden opslagplaatsen en op de eerste verdieping komen een theaterzaal en schilderateliers.

Vandaag

Het Vleeshuis zoals wij het vandaag kennen, herbergt dus meer dan vijfhonderd jaar geschiedenis. Het is een bijzonder gaaf voorbeeld van architectuur met bak- en zandsteen. Wie binnenkomt in de grote gelijkvloerse hal, waant zich even in een kerk, maar buiten tonen de traptorens en –gevels dat het hier om burgerlijke architectuur gaat. Al maakt dat het gebouw er niet minder indrukwekkend op.

Meld je aan voor de nieuwsbrief